Begeleiding en zorg
Leerlingenzorg
In de loop van vele jaren heeft de school een fijnmazig begeleidingssysteem ontwikkeld, waarin voortschrijdend regelmatig aanpassingen en verbeteringen worden doorgevoerd. Ouders verwachten terecht van de school dat hun kinderen goed gevolgd worden in hun leerproces, maar ook op sociaal-emotioneel gebied; en dat de school bij problemen of belangrijke keuzemomenten voldoende initiatieven neemt naar leerlingen toe, maar daar ook de ouders goed in betrekt: een open, actieve opstelling dus. Het begeleidingssysteem is vastgelegd in een ondersteuningsprofiel. In het schoolondersteuningsprofiel is de basisondersteuning beschreven en de extra ondersteuning die de school kan bieden. Hiervoor verwijzen we u naar de website van de school. Als bij de aanmelding van een leerling blijkt dat –binnen het door de school gehanteerde begeleidingssysteem– de juiste zorg niet kan worden geboden, kan een leerling doorverwezen worden naar een andere vorm van onderwijs.
Mentoraat
Alle leerlingen hebben één of twee mentor(en). In de leerjaren in de onderbouw volgen de leerlingen klassikaal les, en hebben zij dus als klas een mentor. In bepaalde bovenbouwklassen, met name in 6 vwo bestaat niet echt een klassenverband. De leerlingen daar hebben mentoren die op meer individuele basis begeleiden. In een digitaal volgsysteem worden gegevens over de leerlingen geregistreerd. Deze betreffen persoonlijke zaken, rapportcijfers, gesprekken die in de loop van het jaar plaatsvinden, bijzonderheden die zich voordoen. De gegevens worden ieder jaar doorgegeven aan de docent die in het volgende jaar mentor is van de leerling. De mentor gaat met de klas als geheel om. Hij houdt zicht op de wijze waarop leerlingen met elkaar omgaan, en corrigeert waar nodig. Zonodig reserveert de mentor in het lesrooster een klassenuur waarin met de klas of leerlingen persoonlijk, zaken besproken worden. De school werkt met de leerlingen aan een goed klassenklimaat. Als leerlingen klassikaal deelnemen aan buitenlesactiviteiten, draagt de mentor mede zorg voor de organisatie en de rol van de klas daarbij, bijvoorbeeld bij excursies en activiteitendagen. Aan het begin van het schooljaar organiseert de school een reeks ouderavonden waar de mentoren kennismaken met de ouders van de leerlingen. Tijdens die avonden wordt eveneens informatie gegeven over belangrijke zaken voor de leerlingen in de loop van dat schooljaar, bijvoorbeeld de keuze van de vervolgafdeling in de tweede klas en de advisering daarbij, aanstaande pakketkeuzes, de activiteitendagen, reizen. Mentoren overleggen over de cijferresultaten van hun leerlingen met de afdelingsdirecteuren en/of coördinatoren en bereiden met hen de rapportvergaderingen voor. Zij bespreken de adviezen over vervolgafdelingen, met name in brugklassen en tweede klassen met de afdelingsleiding en spreken die adviezen ook met de ouders door.
Studie- en begeleidingslessen
In de brugklassen krijgen de leerlingen twee studielessen per week, gedurende het gehele jaar. Het jaar wordt daarbij verdeeld in een viertal perioden. Gedurende de eerste periode ligt het accent op de introductie in de middelbare school, een goede methode van plannen, huiswerk maken. Beide studielessen worden gedurende deze periode door de mentor gegeven. In periode twee tot en met vier, blijft de mentor één studieles geven: kinderen leren studiehoudingen, studiegewoonten en studievaardigheden aan. De tweede studieles wordt gegeven door vakdocenten, in kleinere groepen: spelling, rekenen, zelfvertrouwen, lessen sociale vaardigheden, begrijpend lezen, en ook gerichte hulp bij vakken als Frans, Engels en wiskunde. Daarnaast worden verrijkingslessen gegeven voor leerlingen die dat aankunnen; ook de voorbereiding op het gymnasium valt hieronder; leerlingen krijgen gedurende een periode een introductie op het vak Latijn. Gerichte begeleiding vindt plaats voor kinderen die kampen met leerproblemen, en lees- of spellingsproblemen. In het begin van de brugklas wordt nagegaan, welke leerlingen door een of andere oorzaak slechter spellen of lezen dan de anderen. Kinderen bij wie dat noodzakelijk is, worden in de tweede periode in een studieles spelling geplaatst. Voor een aantal van deze kinderen levert deze begeleiding een werkelijke verbetering op. Maar tijdens deze lessen blijkt ook dat sommige kinderen nog een langere tijd behoefte houden aan individuele hulp. Soms is een uitgebreid onderzoek nodig om er achter te komen wat er precies speelt. Dan kan blijken dat de hulp die geboden moet worden, buiten de mogelijkheden van de school valt. Overleg met andere instanties (testbureaus), èn met ouders is dan noodzakelijk. De kosten van deze onderzoeken en individuele begeleiding zijn aanzienlijk, en kunnen in principe niet of slechts gedeeltelijk door de school gedragen worden. Onderdeel van het ondersteuningsprofiel is het zogenaamde dyslexieprotocol. Het protocol is gepubliceerd op de website. Bij leerproblemen kan, in overleg met het zorgteam, beperkt beroep gedaan worden op de orthopedagoge. De dyslexiecoach coördineert schoolbreed de begeleiding van leerlingen met dyslexieproblemen.
Decanaat
Een goede oriëntatie op mogelijke vervolgstudies en loopbanen is voor leerlingen belangrijk. Op beslissende momenten moeten verstandige keuzes gemaakt worden, zoveel mogelijk door de leerlingen zelf. Maar hulp daarbij van daartoe gespecialiseerde decanen is onmisbaar. Dat keuzeproces start al in de laagste klassen. Leerlingen moeten leren een juist beeld van zichzelf te krijgen op de vraag wie ze zijn, wat ze willen, en wat ze kunnen; zelfonderzoek aan de hand van een gebruikte methode, wat later aan de hand van de resultaten van de beroepeninteressetest, vormen de instrumenten. Wanneer de leerlingen in klas 3 of 4 een pakket van examenvakken kiezen, helpt de decaan hen daarbij. Na klassikale voorlichting en na algemene ouderavonden die aan de keuze gewijd waren, voeren tot slot de decaan, de leerling en de ouders gesprekken, naar aanleiding van gemaakte keuzes. Voor de oriëntatie op vervolgstudies en studieplaatsen die in de hoogste klassen plaatsvindt, doet de decaan een beroep op een actieve instelling van de leerlingen: er zijn overal in het land open dagen en meeloopdagen aan beroepsopleidingen, er zijn stedelijke informatieavonden, de school legt contacten met oud-leerlingen en nodigt hen uit om ervaringen in het beroepsonderwijs aan leerlingen mee te geven. Kortom, er is een scala aan mogelijkheden voor leerlingen om een redelijk beeld te krijgen van de opleidingenmarkt. Desondanks blijkt dat het vaak moeilijk is om een verstandige keuze te maken. Het aantal leerlingen dat na hun start in het beroepsonderwijs toch nog van opleiding verandert, blijft een zorg.
Zorgteam en Zorg- en adviesteam
De structuur van de school is zodanig ingericht dat leerlingen gemakkelijk en zonder hoge drempels hulp en begeleiding kunnen vragen bij problemen van meer persoonlijke aard. Mentoren en afdelingsdirecteuren zijn altijd bereid te helpen, uiteraard binnen hun mogelijkheden. Bij persoonlijke of sociaal-emotionele begeleiding kan een beroep gedaan worden op het zorgteam. Aanmelding via de afdelingsdirecteur of de afdelingscoördinator. Het zorgteam bestaat uit een orthopedagoog, twee leerlingcounselors, een schoolmaatschappelijk werker, een afdelingsdirecteur en een zorgcoördinator. In bepaalde gevallen kan informatie ingewonnen worden bij het zorg- en adviesteam. Daar zijn behalve de leden van het zorgteam ook een medewerker van de GGZ, een schoolverpleegkundige (GGD), en de leerplichtambtenaar.